|
ken tussen de lakens, daarvan hebben zij geen weet. De Anna Catharina die uitdaagt met vijandschap, de Anna Catharina met haar warme lijf wier liefde oorlog is, die vrouw kent alleen pa, en zij is de bron van zijn engelengeduld, want hij begeert haar nog steeds. Hun oudste zoon Michel, de latere vader van Lily, bompa dus, wordt in 1879 geboren in Maastricht als tweede van zeven kinderen, vier jongens en drie meisjes. Hij gilt en wil niet drinken, en als hij over zijn wang wordt geaaid keert hij wel zijn mondje naar zijn moeders borst maar hij houdt het stijf dicht. Stopt Ma een pink in zijn mond, dan zuigt hij daarentegen naar hartelust. Een vaderskind, zegt iedereen, maar toch is Michel Ma’s lieveling. Zes concurrenten zullen er de rest van hun leven niet in slagen hem van de eerste plaats te stoten. Als baby is hij vaak ziek, maar het stevige, veel te kleine mannetje komt alles zo voorspoedig te boven dat het zijn moeder zelfs wat onbehaaglijk maakt. Vanaf het moment dat hij naar school gaat ontdekt ze allerlei denkbeeldige ziektes en kwalen aan hem, die haar zorgende hand nodig hebben en hem afhankelijk houden. ‘Uw voeten, Michel, we gaan iets aan die schoenen doen.’ ‘Wat nu weer?’ ‘Merkt ge dat niet? Ge hebt platvoeten.’ ‘Ik heb geen platvoeten.’ ‘Gij hebt platvoeten.’ ‘Laat die jongen toch,’ stelt Pa voor. ‘Ge ziet pips, Michel, ge blijft maar eens binnen vandaag.’ ‘Ma, we zouden naar de grotten, Frits en ik.’ ‘Gij hebt niks te zoeken bij de grotten. Laat ik niet merken dat ge weer in de buurt van de grotten komt, Michel!’ Op een bleke dag in januari steekt hij zijn vinger door de tralies. Lowie zegt hap, Michel krijst als de meeuwen, zijn bloed spat op de houten vloer. ‘Circulez!’ krijst Lowie, opgetogen op en neer stappend op zijn stok. ‘Cir-cu-lez!’ ‘Houd uw snavel,’ snauwt ma. ‘Oh, que ma cendre repo –’ |
|||