schakelen Maastricht in 1831 - 1913: Industriestad
 
  

 
 

 

 

 

 

 


Belgie was in die tijd de grootste en eerste industriemacht op het vasteland van Europa. Door de opkomst van steenkolenmijnen en hoogovens in de Borinage en het Belgisch Maasdal, en het toenemend belang van de scheepvaart, werd ook Maastricht gaandeweg industriestad. De grote economische groei werd bereikt door technologische ontwikkelingen. Arbeiders maakten lange dagen en nachten onder zware omstandigheden en in de volkswijken braken ziekten uit die ook de welgestelden bedreigden. Artsen, zoals dr. S. Sr. Coronel, waarschuwden voor het gezondheidsrisico van de arbeid en schakelden de politiek in. 

 

Met veel moeite kwam er in 1874 een wet om kinderarbeid te beperken. In 1886 stelde de Tweede Kamer een parlementaire enquête in om in het hele land de arbeidsomstandigheden te onderzoeken. Door deze enquête weten we nu hoe veel Maastrichtenaren in die tijd hebben gewerkt, en dat kinderarbeid nog niet was verdwenen. (Naar de enquete) Vooral in de glas- en aardewerkfabrieken waren de omstandigheden zwaar. De gevreesde 'pottemannekensziekte', die werd veroorzaakt door loodhoudend stof, maakte veel slachtoffers. Glasblazen was zwaar werk dat in grote hitte wordt gedaan. Vrouwen smolten de scherpe kanjtes van het glaswerk af. Meisjes droegen de hele dag (van 10 uur) met hun tweeën ruim 50 kg. zware manden met glaswerk van de glasblazerij naar het magazijn. Na een bevalling waren vrouwen binnen een week weer aan het werk. 

 

In de papierfabriek werd relatief veel gedaan voor het welzijn van de werknemers. Zo was er een ziekenkas, werd ervoor gezorgd dat de mannen de vrouwen en meisjes niet lastig konden vallen en werd er gedacht over een soort crèche. Hier was het stof het grootste probleem. De mensen (meestal vrouwen) die de lompen sorteerden hadden een groot risico daar ziek van te worden. Lompensorteerders mochten daarom niet in de ziekenkas.

 

 

bron: http://www.leerhelp.nl