|
Al
voordat de Fransen Maastricht in 1794 bezetten, was de invloed van het Frans er groot. De elite sprak Frans, en de mode en het toneel kwamen uit Parijs.
Bovendien was de prins-bisschop van het naburige Franstalige Luik een van de
bestuurders van de stad. De tamelijk strenge taalwetten die de Franse
machthebbers na de bezetting invoerden — en die bepaalden dat al het openbare
leven zich in het Frans moest afspelen — vielen in Maastricht dan ook in
betere aarde dan in het noorden van Nederland.
Voor de Fransen was taal een belangrijke manier om de eenheid in het rijk te handhaven. Zij zorgden ervoor dat het Frans vrijwel de enige officiële taal was in het onderwijs, de journalistiek, het openbaar bestuur en de uitgeverijwereld. In Maastricht werden ook veel Franstalige boeken gedrukt die vervolgens naar Luik of Parijs werden gesmokkeld: de regels waren hier nog net iets minder streng dan in het moederland. Uit de privé-archieven van enkele deftige families blijkt dat in ieder geval de betere kringen ook onderling wel Frans gebruikten in hun correspondentie. Hoe de mensen toen informeel met elkaar spraken, valt helaas niet meer te achterhalen.
In 1814 veranderde de situatie volkomen. Napoleon viel en tijdens een bijeenkomst in Wenen werd Europa opnieuw verdeeld. Het gebied dat we nu de Benelux noemen, kwam onder de heerschappij van koning Willem I. Ook hij gebruikte de taal om een eenheid te maken van zijn rijk, maar deze keer was die taal het Nederlands. In de loop van een aantal jaren moesten nu het hele openbare leven, het onderwijs en het openbaar bestuur weer Nederlandstalig worden. In grote delen van het land — en in ieder geval boven de grote rivieren — werden deze maatregelen met opluchting ontvangen. In Maastricht lag dat anders: het Frans was er al zo ingeburgerd dat het niet werd beschouwd als door vreemde overheersers opgelegd. Bovendien verschilde het plaatselijke dialect zo veel van de Nederlandse standaardtaal, dat ook de elite het moeilijk vond zich schriftelijk in het Nederlands uit te drukken.
Zestien jaar later, in 1830, verklaarde België zich onafhankelijk. De hele provincie Limburg werd deel van het nieuwe land, inclusief steden als Roermond en Sittard, maar met uitzondering van Maastricht, dat onder het bestuur van Willem I bleef vallen. Ook nu bleef het Frans een belangrijke rol spelen in het Maastrichtse openbare leven, al kwam het Nederlands wel sterk op, om te beginnen aan de wat minder deftige kanten van het leven. Krantenadvertenties met aanbiedingen van gewone vis werden in het Nederlands gesteld, maar oesters en kreeften bleef men in het Frans aanbieden.
In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw verdween het Frans langzaam uit het openbare leven. De laatste Franstalige krant, Le Courrier de la Meuse, hield eind 1892 op te bestaan.
Bron:
|
|
||
|